Liever taart dan cake
De man kijkt om zich heen, is op een begrafenis, iemand ‘uit het vak’. Ziet zijn werkgeschiedenis aan zich voorbij trekken in de vorm van al die collega’s.
‘Vroeger waren dat de premières’, dacht hij weemoedig.
Als je je ogen dicht deed, klonk het hetzelfde
Na goed gesproken woorden, duidelijk gearticuleerd met hier en daar een goede grap, en livemuziek, wordt de kist van hand tot hand doorgegeven richting graf.
Dan gaan de flessen open, komen rijk gevulde schalen met mooi eten langs. Dat is het voordeel als je sterft in dit beroep. De cake blijft in de vriezer.
Nu klonteren ze samen. Ze praten, praten veel, dat doen toneelspelers. En dan die ene vraag, die altijd weer gestelde vraag.
”Wat doe jij op het moment, nog niet uitgespeeld?”
De man laat een korte stilte vallen, dan, “Stoppen? Nooit! Ben juist met een nieuw project begonnen.” “ Speel op dit moment met zeer uiteenlopende beroepen.”
‘Voor’ bedoel je?
Nee ‘Met’.
De blik van de luisteraars wordt wazig.
De toneelspeler glimlacht, steekt gloedvol van wal. Over het plezier om te improviseren met belastingmedewerkers, bouwvakkers en staatsexamen-examinatoren. Ze te laten vergeten dat ze in een geënsceneerde situatie zitten. De rode vlekken in de nek, de gelukzalige glimlach als ze raak schieten. De verhitte discussie over hoe de ‘leidinggevende uit het rode gebied’ adequaat van repliek kan worden gediend . De verbazing dat ze in staat zijn op een manier te reageren welke ze niet eerder in zich zelf ontdekt hadden.
Het gloeiende gevoel als er gezegd wordt; “hij zat daar echt!”
Want dat kunnen wij, het onzichtbare zichtbaar maken, mensen meenemen en laten geloven in een situatie, ook al zitten ze in een hotelzaaltje. Meebewegen, luisteren en reageren met humor, mededogen en aandacht. Wij kunnen de ander iets laten beleven, rijker maken. Door ons spel, hen laten ‘leren.’
Na zijn betoog weet de man dat het groepje toneelcollega’s zich in twee kampen splitsen zal.
Zij die denken “wat een ego loos bestaan!” En zij die de volgende dag om het adres van Wittenburg gaan vragen.
Laten we trots zijn op ons beroep.
Paul R. Kooij, 2024